Het gebied dat nu West Virginia heet, werd oorspronkelijk bevolkt door indianenstammen. De Irokezen droegen wat nu Kentucky en West Virginia is, in 1768 bij de Vrede van Fort Stanwix over aan de Britten. Zij ontvingen in ruil talrijke giften en ruim 10.000 pond.

Tot de Amerikaanse Burgeroorlog hoorde het bij de staat Virginia, hoewel er toen ook al onenigheid was tussen de overheid en de planters in de regio, onder meer over de afschaffing van de slavernij. Toen Virginia zich afscheidde van de Unie, scheidden de westelijke counties zich op hun beurt van Virginia af (1861). Eind 1862 ondertekende Abraham Lincoln een wet die het West Virginia toestond een onafhankelijke staat te vormen. In 1863 werd het formeel, als 35ste, een staat van de Verenigde Staten. In de grondwet werd voorzien in een geleidelijke afschaffing van de slavernij, maar al in februari 1865 schafte het parlement van de staat de slavernij helemaal af.