In 1953 verscheen er een groot artikel in Het Nieuwsblad van het Zuiden over de glazenier Piet Clijsen. Een zeer informatief artikel met veel aandacht voor het vakmanschap van de kunstenaar én de vele opdrachten in binnen- en buitenland. Hij was succesvol als glazenier, zéér succesvol zelfs en werd steeds vaker gevraagd voor opdrachten in Canada, de Verenigde Staten, Curaçao, Aruba en Nederland.


In het artikel viel me echter vooral iets anders op. Eén van de illustraties is een kruisigingsraam. Volgens het onderschrift een voorbeeld van een raam dat zonder opdracht is gemaakt; sterker: het werd gemaakt omdat de kunstenaar daaraan behoefte had. Hij beklaagt zichzelf enigszins omdat er door het vele werk te weinig tijd is voor dit soort van activiteiten. Uiteindelijk is het raam geschonken aan ‘Kunstenaars helpen getroffenen’. In dit specifieke geval is het verloot en de opbrengst geschonken aan rampslachtoffers, wellicht die van de watersnood.
Persoonlijk ken ik slechts één ander raam dat Piet Clijsen alleen voor zichzelf heeft gemaakt. Ons huis in Tilburg had een halletje achter de voordeur dat via een tochtdeur toegang gaf tot de gang met marmeren vloer. Die vloer is van belang omdat een enkele keer de loper werd verwijderd, bijvoorbeeld als er moest worden schoongemaakt, en dan mochten wij met ons speelgoed spelen op die heerlijk gladde vloer.
In de tochtdeur was een glas-in-loodraam geplaatst, waarvan gelukkig nog een foto bestaat.
Voor ons kinderen zijn de gangdeur én marmeren vloer onlosmakelijk met elkaar verbonden. Minimaal één keer is het gebeurd dat door ons enthousiaste spel een voorwerp of misschien wel een van ons, het raam beschadigde. Piet Clijsen was dan niet blij weet ik me nog goed te herinneren.

Piet Clijsen heeft een groot aantal schetsboekjes nagelaten waardoor een goede indruk is te krijgen van waar hij tussen ‘echt’ werk mee bezig was. Uitzonderingen daargelaten gaan nagenoeg alle schetsen over werk, variërend van bijvoorbeeld opzet van een raam, details, maar ook tekeningen van kerken of andere gebouwen waarin een raam zou moeten komen. Kerken en portretten tekende hij graag, gelet op het grote aantal schetsen daarvan.

Piet Clijsen schilderde graag. Wellicht ook een manier om zijn techniek te blijven scholen. Samen met andere schilders, zoals Jan van Riel, vormde hij een schilders clubje. Op gezette tijden kwamen ze bij elkaar en schilderden dan stillevens of andere scenes, soms huurden ze ook een model in.
Zo was er de ‘zigeunerin’ (links), beroemd in ons gezin omdat wij kinderen ervan overtuigd waren dat het schilderij onze moeder voorstelde; overigens is dit een schets en niet het originele schilderij dat altijd bij ons in de kamer hing.
Pas op ‘latere’ leeftijd hoorden we het hele verhaal van de zigeunerin en werd alles duidelijk.
Hij is altijd blijven schilderen, niet fanatiek, maar voor zover wij dat konden zien, wel altijd met veel plezier.
